Het tweede provinciaal kapittel in België, 1960

Dit is een groepsfoto van het tweede provinciale kapittel van de Provincie van de Zalige Theodorus van Celles, de Belgische provincie van de Kruisheren. De foto is genomen aan het einde van het kapittel, op 21 juli 1960.

groep kruisheren in habijt poseren op de stoep voor een grote dubbele deur
De leden van het tweede Belgische provinciaal kapittel, 1960

Op de foto

Zittend van links naar rechts: Jan Lijnen (Diest, prior), Lambert Kreuwels (Maaseik, prior), Jef Hendrix, André Ramaekers (Leuven, prior-provinciaal), Jules Dock (Hannut, prior), Theo Hormann (Denderleeuw, prior) en Simon Aerts (Achel, prior)

Staande van links naar rechts: Albert Lan-tin (Diest), Filip Waldram (Congo-missie), Jan van Oyen (Diest), Albert Zwart (Achel), Jan Moors (Diest), Marcel Colson (Leuven, secretaris van het kapittel), Bernhard ten Haaft (Achel), Alphonse Ceyssens (Diest), Donaat Snijders (Denderleeuw), Jan van Wagenberg (reguliere overste Congo-missie), Willem Vissers (uitgenodigd als deskundige voor de Congo-missie), Anton van Asseldonk (Hannut), Matthias Deckers (Achel), Joseph Boly (Hannut), Armand Put (Maaseik), Jan Gorissen (Congo-missie), Albert Wieërs (Maaseik), Adrianus van Dijk (Denderleeuw) en Clem Brasseur (Maaseik).

De onderwerpen van het kapittel

Op 15 februari 1960 kondigde prior-provinciaal, André Ramaekers, aan dat het kapittel zou doorgaan in Hannut op 19 juli 1960 en de daarop volgende dagen. Ter voorbereiding werden tien memoranda opgesteld, die in de loop van de maanden juni-juli aan alle kapittelleden verzonden konden worden. We sommen ze op en kiezen hier en daar voor wat verduidelijking.

  1. Over het Klein Brevier voor de broeders. In vele kloosters, zowel van broeders als van zusters, was sinds enkele jaren het bidden van de rozenkrans en andere gebeden vervangen door een Klein Brevier. Bij gelegenheid van de visitatie vernam de prior-provinciaal, dat de lekenbroeders bijna eenparig eenzelfde verlangen koesterde.
  2. Over de verhouding tussen de priesterleraren en de lekenleraren op de colleges. Het zou nuttig zijn om een statuut te bezitten over het lager en het middelbaar onderwijs.
  3. Over de herziening van de statuten van de orde uit 1955. De commissie die dit memorandum opstelde telde vier leden. De provinciale raad had hen al op 15 december 1959 benoemd. Dat waren: André Ramaekers, Anton van Asseldonk, Jan Moors en Lambert Kreuwels.
  4. Over het toelaten van de TV in de kloosters. In de Amerikaanse kruisherenkloosters had men een tiental jaar geleden al de televisie ingevoerd. Dat was buiten weten van het hoofdbestuur van de orde gebeurd. In 1955 en 1958 weigerde Mgr. Van Hees uitdrukkelijk om de televisie als normale vorm van ontspanning toe te laten in de kloosters. Wel zag hij er geen bezwaar in dat men bij sommige gelegenheden een toestel zou huren. Zo zou men bijzonder waardevolle programma’s kunnen volgen, op voorwaarde dat de huurprijs redelijk was. De kloosters van Hannut en Diest stelden dat het schrijven van Hoogwaardig Heer voorbijgestreefd was door de praktijk in Uden. Louis Mesters en Jan Lijnen verwoordden dit standpunt in een brief namens communiteiten. In Uden had men een tv-toestel aangeschaft en het bleef sindsdien in gebruik. Het voorstel luidde nu dat de televisie kon toegelaten worden in de kloosters. De plaatselijke overste moest zich wel houden aan de voorschriften van de Congregatie van de Religieuzen van 6 augustus 1957.
  5. Over de toestand van de interne opleidingen. De Ratio studiorum werd besproken en opgesteld door de professoren en magisters van de provinciale studiehuizen in Diest en Achel. Hun voltallige vergadering was gehouden op 15 juni in het klooster in Diest.
  6. Over het bevorderen van priesterroepingen in de colleges.
  7. Over de problemen uit de Congo-missie: rekrutering en opleiding van ordeleden in het bisdom Bondo. Van zodra men Congolezen toelaat in het noviciaat stelt zich onmiddellijk een belangrijke vraag. Welk werk zal men Congolese ordeleden later toevertrouwen, zodra hun opleidingstijd voorbij is? Ze moeten in ieder geval een werkkring krijgen, waarbij ze in kloosterverband kunnen blijven leven.
  8. Over de financiële lasten van de provincie en de verdeling over de huizen.
  9. Over de nood aan broeders en mogelijke oplossingen. Kunnen broeders stemrecht ontvangen? Moeten kandidaat-broeders de gelegenheid krijgen om een vakonderricht te volgen met het vooruitzicht om dit vak later ook daadwerkelijk te kunnen beoefenen? De jonge broeders ontvangen na het noviciaat best nog drie jaar algemene en geestelijke vorming.
  10. Over het instellen van een grote retraite, probatietijd, of tweede noviciaat. Een grote probatietijd is gepast tijdens de zomervakantie voor een groep priesters, die reeds een tiental jaren gewijd zijn. Daar zullen ze dan een eerlijk onderzoek moeten instellen naar de stand van hun geestelijk leven ten overstaan van Regel, Statuten, Orde, kloosterleven en priesterschap.

De werking van het kapittel

Tijdens het kapittel werden de volgende bijeenkomsten gehouden:

  • Vijf algemene vergaderingen, voorgezeten door de prior-provinciaal, bijgewoond door de provinciale raad en door de leden van het procuratorium.
  • Negen vergaderingen van het procuratorium, voorgezeten door Matthias Deckers.
  • Acht vergaderingen van de provinciale raad.
  • Vergaderingen van de auditoren, telkens wanneer gevraagd.

Zesentwintig leden woonden het kapittel bij. Alleen Mathieu Vinken, raadslid, had zich laten verontschuldigen om gezondheidsredenen.

Functionarissen

De uitslag van de verkiezing bracht als vice-provinciaal Jef Hendrix en als raadsleden Jules Dock, Lambert Kreuwels en Theo Hormann. Een keuze wees Jan Moors aan als visitator provincialis en als hulpvisitator Simon Aerts. De verkiezing van procuratoren voor het generaal kapittel resulteerde in Matthias Deckers en Joseph Boly en als plaatsvervangers Alphonse Ceyssens en Lambert Kreuwels.

Voor de duur van het kapittel ontvingen Clem Brasseur en Jan Gorissen beiden een aanstelling als quaestor. Anton van Asseldonk, Alphonse Ceyssens, Matthias Deckers en Albert Zwart waren aangesteld als auditoren. Matthias Deckers werd tot voorzitter van het procuratorium gekozen.

Commissie voor onderwijs

De algemene vergadering stelde een commissie aan om een statuut op te stellen over het lager en het middelbaar onderwijs. Dit diende onder andere te gaan over de benoeming van directeurs en inspecteurs, de begeleiding van jonge leraars, en de oprichting van scholen. En verder over het opstellen van reglementen voor leraars en leerlingen, de benoeming van lekenleraars, en de geestelijke begeleiding. Als commissieleden werden benoemd: Armand Put (Maaseik), Clem Brasseur (Maaseik), Joseph Boly (Hannut) en nog een later te noemen confrater uit Hannut, Donaat Snijders (Denderleeuw) en Adrianus van Dijk (Denderleeuw).

Tenslotte

Op 20 juli 1960 kon de provinciale raad in de voormiddag niet vergaderen. De prior-provinciaal en anderen moesten die dag naar Maaseik voor de begrafenis van Jan Hoogenbergh (overleden 16 juli 1960).

Tenslotte nog dit: het kapittel behandelde ook het verzoek van de missieprocurator, Albert Lantin. Hij verzocht tot een ritueel voor de uitreiking van het missiekruis bij het eerste vertrek van een missionaris. Het kapittel verzocht deze vraag door te geven aan de Commissio pro Caeremoniale Ord. S. Crucis.