Een veelbelovend en veel te jong gestorven kruisheer
Clemens Custers werd geboren in Opoeteren op 5 juni 1913 als zoon van Joannes Custers en Wilhelmina Dirkx. Na de lagere school in Opoeteren studeerde hij Grieks-Latijn aan het Heilig-Kruiscollege van de Kruisheren in Maaseik van 1925 tot 1931.
Als novice
In 1931-1932 was hij novice in Diest. Hij werd er tijdelijk geprofest op 28 augustus 1932, nadat zijn novicemeester A. Verhofstadt een gunstig advies had uitgebracht. Hij bestempelde Clemens Custers als volgt: “over het algemeen goed op tijd, legde zich toe op het gebed en in de kerk was hij eerbiedig, ook was hij onderdanig en plezierig in de recreatie.”1 Twee jaar later meldde Verhofstadt dat Custers het silentium beter onderhield.2
Enig uitstel gevraagd
In 1935 werd Clemens voorgedragen voor de eeuwige professie, maar op aanraden van zijn biechtvader vroeg hij verlenging van de tijdelijke geloften voor twee jaar. Magister-generaal Van Dinter reageerde afwijzend. Bij zijn weten was het voorheen in de orde nog niet voorgekomen dat iemand een gunstig advies kreeg voor de eeuwige geloften en dan op raad van zijn biechtvader om uitstel vroeg.
De magister-generaal schreef: “Zoo Clemens Custers in de drie jaren geen voldoende bewijzen heeft gegeven dat hij in staat is de plichten van het kloosterleven op zich te nemen en de Biechtvader dan nog twee jaren daarvoor eischt, zou ik Custers willen verzoeken om vrijwillig de orde te verlaten als ongeveer zijn drie jaren waartoe hij zich verbonden heeft, verstreken zijn.”3
Professie na legerdienst
Blijkbaar verkreeg Clemens Custers een jaar uitstel van professie, ook al omdat hij zijn legerdienst moest vervullen. Op 28 augustus 1936 sprak hij in Diest zijn eeuwige geloften uit. Zijn magister A. Verhofstadt schreef op 3 september 1936: “Den 28 september a.s. is de verlengtijd van de tijdelijke beloften van cfr. Clemens Custers geëindigd. Hij heeft zich gedurende dien tijd, waarin viel zijn verblijf in het kamp van Beverloo, op de dagen dat hij hier was met verlof goed gedragen; ook in het kamp daar hij volgens het zeggen van den geestelijken leider der Cibisten, den Z.E. Heer Van Eyck, gerust tot de solemnele professie mag toegelaten worden. Hij zelf hoopt en wenst dat geluk te mogen hebben, hetgeen mij dunkt, dat hem dat ook wel zal gegeven worden.”4
Naar het priesterschap
Van 1934 tot 1938 studeerde hij theologie in Diest. Ziehier de resultaten van het eerste jaar: dogmatiek 25/30, H. Schrift 5/10, Moraaltheologie 60/80, Kerkelijk Recht 230/300, Liturgie 10/10, Kerkgeschiedenis 9/10 en Welsprekendheid 8/10.5 De studieresultaten waren goed in 1936-1937 (voor alle vakken zeven tot acht op tien) en zeer goed in 1937-1938 (voor alle vakken acht tot negen op tien). Zijn laatste examens maakte hij in Mechelen.6
Mgr. Carton de Wiart wijdde hem in Leuven op 20 februari 1937 tot subdiaken en op 22 mei 1937 tot diaken. Op 1 augustus 1937 werd hij in Leuven priester gewijd door Mgr. Demol.
Gevorderde studies
Clemens Custers was een begaafd, verstandig student en werd daarom naar de universiteit gestuurd voor studies in de Germaanse Filologie in de jaren 1932-1934 en 1937-1939. Hij behaalde de graad van licentiaat in de Germaanse Filologie.
Oorlog en dood
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij brancardier. Hij werd krijgsgevangen gemaakt. Wegens een ziekte opgedaan in het leger belandde hij in Leuven in het ziekenhuis en stierf op 11 oktober 1941. Hij werd begraven bij zijn confraters in Diest op 14 oktober 1941 op het nieuwe kerkhof.7
Noten
- Archief Generalaat, 0031.1.17, brief van Diest, 28 juli 1912 aan de magister-generaal
- Archief Generalaat, 0031.1.24, brief van Diest, 24 april 1934 aan de magister-generaal
- Archief Generalaat, 0031.1.29a
- Archief Generalaat, 0031.1.40, brief van Diest, 3 september 1938 aan de magister-generaal
- Archief Generalaat, 0031.1.31 Uitslagen van het Studiejaar 1934-1935; in het volgend studiejaar waren de resultaten telkens 8 of 9 op tien. Archief Generalaat, 0031.1.38
- Archief Generalaat, 0031.1.43 en 48
- L. van Hout e.a., Levensschets der Diestersche Kruisheren, p. 133