Kruisheer Theodoor Esselaar (1875–1958)

Theodoor Esselaar was een begenadigd assistent in parochiepastoraat en een competente bouwmeester. Twee foto’s van Theodorus Esselaar trokken onze aandacht. Ze werden gemaakt in Diest, blijkbaar kort na elkaar. Op de ene foto bemerken we Esselaar, geflankeerd door Fredericus Blessing en Wilhelmus Van Hees. Op de andere foto staat Esselaar tussen Wilhelmus Mulder en Gerardus Klaverweijden. We gingen op zoek naar de totstandkoming van beide foto’s.

Drie kruisheren in habijt
W. Mulder, Th. Esselaar en G. Klaverweijden (vlnr.)

Jeugdjaren

Theodorus Ferdinandus Fredericus Esselaar werd geboren in Amsterdam op 25 juni 1875. Hij was een zoon van Gerardus Esselaar (Amsterdam, 31 mei 1834-Amsterdam, 2 juli 1898) en Johanna Christina Diergaarde (Amsterdam, 23 maart 1841-Amsterdam, 10 november 1929). Gerardus Esselaar was scheepstimmerman en voor zijn werk verhuisde het gezin naar Hilversum. Het gezin Esselaar-Diergaarde bestond in totaal uit zeven kinderen: drie jongens en vier meisjes.

Eén van de meisjes ging naar het klooster en was gekend als Zuster Immaculata van de Zusters van Jezus, Maria en Jozef in Waspik (Noord-Brabant). De andere meisjes huwden: Maria Esselaar met N. Hansen, Cornelia Johanna Maria Esselaar met de heer Bernardus Johannes Eustachius Kleyn (Krugerplein 4, Amsterdam) en Christina Johanna Petronella Maria Esselaar met de heer Jacobus Johannes Jorma (Stationweg 29, ’s-Hertogenbosch).

Het lager onderwijs doorliep Theodoor Esselaar in de gemeenteschool in Hilversum van 1880 tot 1889. Van 1886 tot 1894 volgde hij viermaal in de week avondlessen in de bouwkundige tekenschool in Hilversum en behaalde er een eerste prijs. In 1894 wees het lot aan dat hij soldaat moest worden. Van 7 maart tot 7 juli 1895 diende hij als soldaat het vaderland. Zijn familie ging intussen weer in Amsterdam wonen. Van 1896 tot 1900 was Theodoor opzichter-tekenaar in Amsterdam.

Een bedevaart naar Onze-Lieve-Vrouw van Scherpenheuvel in 1899 bracht hem voor het eerst in contact met de Kruisheren. Vanaf dat jaar bezat hij een grote devotie tot Maria. Later zou hij iedere zaterdag, ter ere van Onze-Lieve-Vrouw, een fijne sigaar roken.

portretfoto Theodoor Esselaar
Th. Esselaar

Geroepen tot het kloosterleven

In 1899 en 1900 kreeg hij van een doctor in de Klassieke Filologie vier avonden in de week privaatles in Latijn en Grieks. Op het einde van het jaar 1899 nam hij ontslag als opzichter-tekenaar om zich voor te bereiden op het toelatingsexamen bij de kruisheren in St. Agatha. Dertien kandidaten boden zich in 1901 aan, acht daarvan slaagden en werden kruisheer.

Theodoor Esselaar begon aan het noviciaat in de orde op 18 september 1901 in St. Agatha. De tijdelijke geloften sprak hij uit in St. Agatha op 18 september 1902. Hij studeerde filosofie in Diest van oktober 1902 tot september 1904 en theologie in St. Agatha van oktober 1904 tot september 1908. De solemnele professie deed hij in St. Agatha op 18 september 1905. Zijn broer, Joannes Francicus Gerardus Theodorus Esselaar (Amsterdam, 3 maart 1878 – Uden, 15 augustus 1939) werd eveneens kruisheer en werd op 17 december 1904 tot priester gewijd in ’s-Hertogenbosch.

Theodorus Ferdinandus Fredericus ontving de tonsuur en de kleine wijdingen in St. Agatha door magister-generaal Hollmann. Op 23 december 1905 werd hij subdiaken gewijd. Mgr. W. van de Ven wijdde hem op 9 juni 1906 in ’s-Hertogenbosch tot diaken. Op 16 maart 1907 werd hij in Roermond door Mgr. J.H. Drehmans tot priester gewijd. Hij kreeg jurisdictie voor één jaar en verlof om in het bisdom ’s-Hertogenbosch te preken (1908-1909).

Van 1907 tot 1911 was hij conventualis in St. Agatha en als bouwmeester verantwoordelijk voor het gedeeltelijk vernieuwen van de kloostergebouwen (o.a. het gastenkwartier). In het schooljaar 1911-1912 was hij conventualis in Hannut; hij hield er toezicht op het college en verleende assistentie in de parochie. Daarna was hij tot aan zijn overlijden op 2 oktober 1958 conventualis in Diest.

Pastorale activiteit tijdens de Eerste Wereldoorlog

In en rond Diest ontplooide kruisheer Theodoor Esselaar een grote activiteit. Op 23 augustus 1914 vroeg hij persoonlijk aan de Duitse bezetter toelating om de gesloten basiliek van Scherpenheuvel weer te openen. Hij verkreeg bovendien dat de gevangen genomen pastoor werd vrijgelaten en terug op de pastorie kwam wonen.

Van 24 augustus 1914 tot 30 november 1914 was Esselaar tijdelijk pastoor in Loksbergen. De parochieherder, August Cuppens, was gevlucht en de Duitsers hadden de pastorie afgebrand. Esselaar woonde als dienstdoende pastoor bij de koster en ging eten bij de kloosterzusters. Op 30 november 1914 kwam August Cuppens terug. In 1916 was Theodoor Esselaar gedurende een half jaar onderpastoor in Koersel.

Toen de Spaanse griep uitbrak was hij gedurende drie weken, van 5 tot 25 november 1918, werkzaam in Heusden, waar de ziekte hevig woedde. Hij kwam helpen omdat anders vele mensen zonder toediening van de ziekenzalving zouden sterven, vermits pastoor Paquay zelf ook ziek te bed lag. Met de bevolking van Heusden vierde Esselaar op 11 november 1918 de wapenstilstand.

Belgisch identiteitsbewijs met foto en persoonsgegevens
Identiteitsbewijs Th. Esselaar, 1915

Parochiepastoraat

Van februari tot september 1920 was hij onderpastoor in Schaffen. In Lummen was hij van februari tot september 1922 onderpastoor. Van december 1925 tot september 1928 was hij onderpastoor in Assent. Van omstreeks 1920 tot 1930 deed hij jaarlijks in de Goede Week dienst in Tervant. In 1934 was hij een tijdje onderpastoor in Paal. In 1935 was hij onderpastoor in Spalbeek. Van 1 januari 1936 tot 27 maart 1938 was hij onderpastoor in Stevoort en van 27 maart 1938 tot 15 augustus 1938 waarnemend pastoor aldaar. In oktober 1938 vertrok Esselaar als onderpastoor naar Nieuwerkerken. Hij bleef er actief tot oktober 1939. Daarna werd hij tot in 1942 onderpastoor in Assent. Van 24 maart 1942 tot 1 februari 1943 was hij waarnemend pastoor in Spalbeek, nadat de pastoor een tijdlang wegens onvoorzichtige uitspraken in Duitsland in gevangenschap zat.

Theodoor Esselaar ging ook vaak op assistentie (helpen op zon- en feestdagen, bij begrafenissen en biecht horen). Hij stond in voor assistentie in de parochies Loksbergen (13 jaar), Schaffen (8 jaar), Assent (5 jaar), Stevoort (3 jaar), Spalbeek (2 jaar) en Nieuwerkerken (1 jaar). In de meimaand hielp hij jarenlang in Scherpenheuvel.

Tot 1922 moest hij steeds te voet van Diest naar de verschillende parochies gaan, kilometers ver. In 1922 kreeg hij een oude fiets van de pastoor van Hulst (bij Tessenderlo). In juni 1923 mocht hij van prior G. van Mil een fiets kopen. De aankoopprijs bedroeg 550 BEF. Het was de eerste fiets van het kruisherenklooster in Diest. Later bewaarde hij op zijn kloosterkamer in vroom aandenken tevens de fiets van zijn broer, kruisheer Joannes Esselaar.

Een gekende figuur

Theodoor Esselaar werd in de loop van de jaren een gekende en beminnelijke figuur in Diest en omstreken. Bij voorkeur noemde men hem Ome Theo. Op maandag 19 september 1927 vierde hij in Diest zijn zilveren professiefeest. Een feestlied werd hem opgedragen met als titel: Schoon schitteren in ’s hemels zalig paradijs uw zilverreine geloften.

Uit een ongedateerde brief van enkele parochianen van Spalbeek blijkt dat Esselaar bijzonder geliefd was in de parochie. Toen er een einde kwam aan de assistentie schreven zij: “De meest bejaarde menschen van Spalbeek gedenken de tijd niet meer, in de parochie, zulk een priester gehad te hebben. Deze heer, alhoewel reeds gevorderd op leeftijd, was waarlijk een voorbeeld van opoffering en naastenliefde, niets was hem te veel, nooit was het te laat wanneer men om zijn diensten ging verzoeken. Vooral de zieken werden door hem opgebeurd en getroost, wat zoowel voor het lichaam als voor de ziel zijne nuttige gevolgen en heilvolle uitwerkselen liet blijken.

Het spijt dan ook de parochianen ten zeerste hun herder, want dat was Esselaar, uit hun midden te zien verdwijnen. Wij leggen er ons bij neer omdat het hier om gezondheidsredenen geldt. Eerwaarde Heer Prior kunt u het niet regelen, dat E.P. Esselaar twee zondagen in de maand naar Spalbeek komt als helper, dan kan hij alzoo nog in bestendig kontakt blijven met de sociale werken en bonden, die dank aan hem een flinken heropbloei hebben gekend? (…).

Aansluitend bij deze brief schreven de leden van de kerkfabriek van Spalbeek op 24 januari 1944 aan de prior van Diest: Sedert een tiental maanden mochten wij in onze parochie in vervanging van onze E.H. Pastoor, de toegewijde geestelijke hulp genieten van den E.H. Esselaar. Met spijt vernamen wij de beslissing van zijn overheid, die hem wegens doktersuitspraak tot rust noopt. Mogen wij, voorzitter en leden van het Kerkfabriek, U vragen aan het verlangen onzer parochianen te voldoen met op den tweeden zondag van iedere maand, den E.H. Esselaar als tweeden mislezer in ons midden te krijgen? (…).

portretfoto Theodoor Esselaar
Th. Esselaar

Een grote ijver voor de missie

Het missietijdschrift van de Kruisheren, Kruis en Wereld (augustus 1951, pp. 246-247), bracht hem hulde om zijn ijver ten bate van het missiewerk van zijn confraters: “(…). We willen hem hier ook nog speciaal huldigen om de ijver die hij aan de dag heeft gelegd voor de verspreiding van ons tijdschrift. Wanneer we met lof spreken van vele ijveraarsters, die jaren lang voor de propaganda hebben ingestaan, dan willen we hier vermelden, dat als ijveraar voor ons tijdschrift, Pater Esselaar de grootste verdiensten heeft verworven. Méér dan 1.200 exemplaren werden door zijn toedoen onder de mensen gebracht.

“Dikwijls horen we met genoegen ons tijdschrift prijzen en gaarne nemen we gelukwensen voor de verbeteringen die geleidelijk worden aangebracht, in ontvangst. Het liefste echter zien we de belangstelling voor ons tijdschrift zich uiten in het aanbrengen van nieuwe abonnees. Pater Esselaar heeft begrepen, dat een tijdschrift van lof niet kan leven en heeft zich tientallen jaren achtereen ingespannen om het onder de mensen te brengen. De volharding, waarmee hij dit gedaan heeft en nog altijd doet, verdient alle eer en vooral navolging. (…).”

Kloosterjubileum

Op 22 september 1951 bracht het blad De Diestenaar op bladzijde 4 verslag uit van ‘Het kloosterjubileum van Z.E.H. Esselaar Th. o.s.c.’: “Amsterdammer van geboorte, zonder iets prijs te geven van zijn specifiek nationaal karakter, wist hij nochtans zich ten volle aan het Vlaams karakter aan te passen. Zijn gevend hart, zijn goede inborst, zijn hoogstaande priesterziel, om ’t even in welke parochie hij door zijn overheid werd gezonden om de plaatselijke geestelijkheid te helpen of te vervangen, zullen in een korte tijdspanne de hem toevertrouwde harten winnen en vele zielen veroveren. God weet hoeveel kilometer hij te voet heeft afgelegd, in de jaren dat de fiets iets zeldzaams was, om zijn priestertaak te vervullen. (…).

“Twee dagen voorheen werd de jubilaris uitgebreid gevierd. Om 9.00 uur werd de plechtige dankviering opgedragen, met hernieuwing van de kloostergeloften. Aan het altaar werd Theodoor Esselaar bijgestaan door prior Jan Lijnen, door Alphonse Ceyssens (als diaken) en door zijn achterneef E.P. Haskens (als subdiaken). De homilie werd gehouden door magister-generaal Wilhelmus Van Hees. De generale overste beklemtoonde dat het kloosterleven stoelde op liefde, gebed en versterving. Om 11.30 uur vond de ‘feestelijke ontvangst van Meneer Borrel’ plaats, en veertig minuten later gingen de genodigden aan tafel. Het feestmaal werd opgeluisterd met dans en muziek. Om 18.30 uur werd het avondmaal opgediend, met aansluitend om 19.00 uur het Lof.

“De dag werd besloten met de opvoering door de fraters van Broeder Angelus en de drie rovers. De vertolkers waren: Jan Leers (Sint-Franciscus), Karel Cools (broeder Angelus), Rik Snijkers (Bruno, minderbroeder), Jan Overbeek (Valerianus, minderbroeder), Dick Boereboom (Ruffinus, minderbroeder), Jef Silkens (Giovanni, rover), Theo Vranken (Pietro, rover), Jan Henckens (Giacomo, rover) en Jan Gerits (Lippo, hereboer).”

Kruisheer in habijt met jubileumpage bij een Maria-grot
Esselaar met page bij de Lourdesgrot in Diest

Priesterjubileum

Op 22 april 1957 vierde Theodorus Esselaar zijn gouden priesterjubileum. Tijdens een plechtige eucharistieviering werd hij aan het altaar bijgestaan door magister-generaal Wilhelmus Van Hees. Aanwezig waren o.m. Mgr. Fredericus Blessing, de confraters-medejubilarissen Mulder en Klaverweijden en E.H. Van Uytven, die pastoor-deken was in Diest. Niet minder dan zes tafelreden werden uitgesproken.

In zijn dankwoord vertelde Esselaar over het ontluiken van zijn roeping en bovendien over zijn eerste grote heldendaad als kruisheer, met name het redden van een jongetje dat in Amsterdam in een gracht was gevallen. Een groep jonge kruisheren bezong de levensloop van de jubilaris. ’s Avonds voerden de fraters onder leiding van socius Theo Hornman het drama Wij zijn Gods Utopia op, de toneelbewerking van een werk van Stefan Andres.

Zijn overlijden

Theodoor Esselaar vertrok op vrijdag 25 juli 1958 naar het kruisherenklooster in Uden, om deel te nemen aan de wijdingsplechtigheden van confraters uit Nederland en België. Na de wijding bracht hij een bezoek aan zijn zuster-kloosterlinge en logeerde bij zijn nicht in ’s-Hertogenbosch. Daar vond men hem op de morgen van 28 juli, liggend op de vloer van zijn slaapkamer, getroffen door een beroerte.

In allerijl werd hij overgebracht naar de ziekenhuis van de Broeders van Johannes de Deo. Hij ontving nog de laatste H. Sacramenten. Hij overleed in ziekenhuis in ’s-Hertogenbosch op 2 augustus 1958, in het 57ste jaar van zijn kloosterleven en het 51ste jaar van zijn priesterschap. Hij werd begraven op het kloosterkerkhof in Uden op 5 augustus 1958. Twee dagen later werd in de Barbarakerk in Diest een plechtige rouwdienst gezongen.

Op het bidprentje na zijn overlijden stond te lezen: “Th. Esselaar was de diep-menselijke priester, die als geen ander de kunst verstond om met de mensen mee te leven in wel en wee. Heel zijn priesterleven stond haast uitsluitend in dienst van de parochiële zielzorg. Vele pastoors vonden in hem een dienstvaardige medewerker, op wie ze in alle omstandigheden beroep mochten doen. Ontelbare medemensen wist hij te helpen door zijn goede raad, zijn praktische kennis, zijn moed en opoffering in dagen van nood en gevaar, zijn grote priesterlijke goedheid. Met kinderlijke, enthousiaste liefde beminde hij zijn Orde en haar missies, waarvoor hij tot op zijn laatste levensdagen bleef ijveren. Vurig Mariavereerder stierf hij op de eerste zaterdag van de maand, na nog vóór kort een laatste bezoek gebracht te hebben aan Lourdes in dit jubeljaar. (…).

Zijn nalatenschap

Theodorus Ferdinandus Fredericus Esselaar stelde verschillende malen een testament op. Bewaard bleven de wilsbeschikkingen van 9 januari 1949 (voor notaris J.Th. Brugman in Amsterdam) en van 28 juni 1957 (voor notaris Cornelis Elisa Massee in Amsterdam). Tot zijn nalatenschap behoorden twee woonhuizen met pakkelder, bovenwoningen en erf, gelegen aan de Egelantiersgracht in Amsterdam, een aantal effecten, contant geld ten bedrage van fl 970, een oud zilveren herenhorloge en een viertal vorderingen.

Zijn totale vermogen werd berekend op fl 19.955,15. Met de instemming van zijn achterneef, magister-generaal Van Hees, ten deze handelend als enige erfgenaam van voornoemde erflater (Theodoor Esselaar), verklaart bovenstaande rekening en verantwoording volledig akkoord te hebben bevonden.

In zijn testament bepaalde hij o.m. het volgende:

  • De Orde van het H. Kruis kreeg in contanten vierduizend gulden, te besteden voor het welzijn van de orde.
  • Het klooster van de kruisheren in Uden kreeg in contanten vijfhonderd gulden, onder de last om gedurende vijfentwintig jaar telkens op 15 augustus of in het octaaf van 16 augustus een heilige mis aan een stipendium van twintig gulden op te dragen voor het zielenheil van kruisheer Theodoor Esselaar.
  • Het klooster van de kruisheren in Diest kreeg in contanten vijfhonderd gulden, onder de last om gedurende vijfentwintig jaar op de sterfdag van Theodoor Esselaar of in het octaaf van zijn sterfdag, voor de eerste maal één jaar na zijn overlijden, in de kruisherenkerk in Diest een gezongen heilige mis aan een stipendium van twintig gulden op te dragen voor het zielenheil van kruisheer Theodoor Esselaar.
  • De missieprocuur in Diest kreeg in contanten duizend gulden ten behoeve van de Kruisherenmissie in Congo.
  • De missieprocuur in Hees bij Nijmegen kreeg in contanten duizend gulden ten behoeve van de Kruisherenmissie in Indonesië.
  • Het klooster van de kruisheren in Diest kreeg in contanten duizend gulden voor het verrichten van noodzakelijke reparaties aan het klooster.
  • De kruisheren van Denderleeuw kregen in contanten duizend gulden voor de opbouw van het kruisherenklooster aldaar.
  • De Rooms-Katholieke Parochie in Amsterdam-West (Geuzenveld) kreeg in contanten duizend gulden voor het verrichten van werkzaamheden aan de parochiekerk.
trio van missiebisschop, kruisheer en magister-generaal
Fr. Blessing, Th. Esselaar en W. Van Hees (vlnr.)

Bouwactiviteiten

Theodorus Esselaar gaf leiding aan de uitvoering van verschillende bouwwerken. Hij ontwierp de tekeningen en bouwde of verbouwde. Gezeten op een stoel bij de bouwwerf hield hij persoonlijk toezicht op de werken:

  • 1907: St. Agatha – De laatste drie maanden opzichter geweest bij de bouw van het noviciaat van de Kruisheren.
  • 1920: Hulst – Een voorlopige zusterschool, later voor woning dienend voor rekening van Eerw. Heer Schraijen, pastoor in Hulst
  • 1921: Zelem – Een vleugel aan het weeshuis, bestaande uit kelders, spreekkamers, logeerkamers, eetzaal, kapel, enz. voor rekening van de zusters Franciscanessen uit Deinze.
  • 1922: Loksbergen – De door de Duitsers in 1914 afgebrande pastorie, de vloer en de verdiepingen van de opnieuw opgebouwde pastorie, opgebouwd op kosten van de gemeente Loksbergen.
  • 1923: Lummen – Een café, een woonhuis met fietsenwinkel en garage voor rekening van Jan Swinnen.
  • 1924: Lummen – Een dubbele parochiale jongensschool voor rekening van de kerkfabriek.
  • 1925: Zelk – Verbouwing van de pastorie, voor rekening van de kerkfabriek.
  • 1925: Diest – Grafplaat met namen van de overleden kruisheren op het kerkhof in Webbekom, voor rekening van de Eerw. Kruisheren in Diest.
  • 1927: Webbekom (Papenbroek). Een groot woonhuis voor rekening van Frans Adams.
  • 1927: Assent – Een klein woonhuis met stal voor rekening van een mijnwerker in de Koestraat.
  • 1927: Diest – Oorspronkelijk plan opgemaakt voor het noviciaat van de Kruisheren en toezicht bij de bouw ervan.
  • 1928: Assent – Een trottoir met dals [stoeptegels] en cementbanden voor rekening van de gemeente Assent.
  • 1930: Paal – Een woonhuis met stal en schuur voor rekening van Charles Gaethofs.
  • 1931: Neeritter – Toezicht over de verbouwing van het klooster tot noviciaat van de Kruisheren.
  • 1932: Diest – Een achterbouw voor rekening van Aloysius Vrancken aan zijn huis in de Leuvensestraat.
  • 1932: Maaseik – Opzichter bij de bouw van de nieuwe studiezaal van het H. Kruiscollege van de Eerw. Kruisheren.
  • 1932: Maaseik – De speelplaats van het H. Kruiscollege met tweehonderd karren zand laten ophogen, inwatering, het leggen van 13.000 dals of cementtegels en nieuwe W.C. laten maken.
  • 1933: Maaseik – De speelplaats van de Eerw. Zusters Ursulinen laten ophogen met zand, inwatering en geheel laten beleggen met dals, alsook een binnenplaats van een glazen dak voorzien.
  • 1935: Schakkenbroek – Een dubbele parochiale meisjesschool voor rekening van de Eerw. Zusters Ursulinen van Herk de Stad.
  • 1935: Diest – Een achterbouw met wachtkamer, onderzoekskamer, garage enz. in de Nieuwstraat (Guido Gezellestraat) voor rekening van dokter Kemps.
  • 1936: Schakkenbroek – Een dubbele parochiale jongensschool voor rekening van de Eerw. Heer Pastoor Martinus Hansen of voor rekening van de kerkfabriek.
  • 1937: Stevoort – Verbouwing van de kapelanie voor rekening van de Eerw. Heer Pastoor Servatius Ramakers of voor rekening van de kerkfabriek.
  • 1938: Stevoort – Een Mariakapelletje vanwege de Boerinnenbond.
  • 1938: Zelk – Raadgeving voor het vergroten van de kerk door bijbouwen van catechismuskamer en sacristie voor rekening van de kerkfabriek.
  • 1939: Donk – Een schoollokaal voor meisjes voor rekening van de Eerw. Zusters Ursulinen van Herk de Stad.
  • 1939: Herk de Stad – De balklagen, plafonds, kapspanten enz. doen vernieuwen in de twee klassen van de meisjesschool voor rekening der Eerw. Zusters Ursulinen.

Enkele architecten stelden zijn bouwijver echter niet op prijs. Theodoor Esselaar mocht na 1939 niet meer bouwen.

impressietekening van het interieur van een te bouwen studiezaal met toneelpodium
Studiezaal in Maaseik

Bronnen

Informatie voor dit artikel is gehaald uit: R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum Regularius Ordinis Sanctae Crucis 1840-1996. Maaseik, 1999, pp. 224-225; Archief Kruisherenklooster Diest, 016, Persoonlijke gegevens van confraters die in Diest geleefd hebben en/of gestorven zijn; N., Lof aan een veteraan. in: Kruis en Wereld, 1950-1951, pp. 246-247; J. Silkens, fr. Th. Esselaar. in: Vinculum Crucigerorum, t. 4, fasc. 2, 1957, pp. 87-92