Congres en Mariatentoonstelling in Bandung, 1956

De vrouwelijke religieuzen congresseerden in Bandung in 1955 en 1956, en in december 1956 werd een fraaie tentoonstelling ter ere van Onze-Lieve-Vrouw geopend.

in processie trekken wit geklede en gesluierde vrouwelijke religieuzen ieder met een kaars en grote rozenkrans in de hand door de bocht van een breed, betegeld pad in een kloostertuin
Feestelijke herdenking van het honderdjarig vrouwelijk missiewerk in Indonesië en de aankomst van de eerste zusters Ursulinen op Java

Het eerste congres van vrouwelijke religieuzen in Bandung

Het eerste congres van vrouwelijke religieuzen had in jaar 1955 plaats in Bandung, ter gelegenheid van het eeuwfeest van de vestiging van de Religieuze Ursulinen in Indonesië. Zij waren de eerste zusters die missioneerden in dit land.

De provinciale overste had in 1955 de vrouwelijke religieuzen van heel Indonesië uitgenodigd voor contactdagen, om de belangrijkste vraagstukken van het naoorlogse Indonesië te bespreken. Mgr. Georges de Jonghe d’Ardoye (Sint-Gillis, 1887 – Brussel, 1961), die van 1950 tot 1955 internuntius was in Indonesië, veranderde de benaming contactdagen in congresdagen. Zevenendertig vertegenwoordigers van negentien orden en congregaties kwamen bijeen. Een comité werd samengesteld, dat een tweede congres moest voorbereiden.

twee prelaten met gevolg trekken in plechtige processie zegenend de kerk uit tussen de banken met witgesluierde religieuzen door
De internuntius voor Indonesië Mgr. de Jonghe d’Ardoye (met mantel en sleepdrager) en de apostolisch vicaris in Bandung Mgr. P. Arntz (met mijter en staf) trekken zegenend de kerk uit, 1955

Het tweede congres

Van 18 tot 24 februari 1956 kwam in Bandung het tweede congres van vrouwelijke religieuzen bijeen. In 1956 kwamen voor het tweede congres eenenzeventig afgevaardigden van tweeëndertig religieuze instituten samen. Er waren twee secties. Men wilde enerzijds uitvoerig de problemen rond onderwijs en opvoeding bespreken en anderzijds alles wat betrekking had op de ziekenverpleging.

De rol van internuntius Enrici

Monseigneur de Jonghe d’Ardoye was op 13 maart 1950 aangesteld als eerste internuntius voor Indonesië. Op 2 maart 1955 volgde zijn benoeming tot internuntius voor Egypte. De nieuwe internuntius, Mgr. Domenico Enrici (Cervasca, 1909 – Rome, 1997), was zeer enthousiast over de toegenomen belangstelling voor het tweede congres en over de punten die de zusters behandeld wilden zien.

Een internuntius was een diplomaat die tijdelijk de Heilige Stoel vertegenwoordigde in afwachting van de benoeming van een nuntius. Vooral in minder belangrijke landen die niet overwegend katholiek waren, zoals Nederland (tot 1967), stelde het Vaticaan internuntii aan. Enrici bleef als afgezant van de paus in Indonesië tot 1958 en werd dan naar Haïti gezonden.

Omdat hij het volledige congres niet kon bijwonen en kon voorzitten, vroeg Enrici de Apostolische Vicaris van Bandung, Mgr. Petrus Arntz (Beers, 1910 – Bandung, 1984) om het congres te openen en voor te zitten.

twee monsignori ten voeten uit in de voor hun ambt officiële kledij staan in de zon voor een veranda
De internuntius voor Indonesië Mgr. D. Enrici en de apostolisch vicaris van Bandung Mgr. P. Arntz, 1956

De apostolisch vicaris als voorzitter

Mgr. Arntz was in 1952 zijn medebroeder kruisheer Mgr. Hubertus Jacobus Goumans opgevolgd als apostolisch vicaris van Bandung. Mgr. Arntz voldeed met genoegen aan het verzoek van internuntius Enrici. Hij opende het congres en woonde tot vreugde van de deelneemsters alle zittingen bij.

In zijn openingsrede wees Mgr. Arntz erop dat de H. Congregatie van de Religieuzen reeds verschillende congressen had georganiseerd in Europa en de USA. Deze congressen stonden vooral in verband met het teruglopen van het aantal roepingen en ook vanwege de problemen van de aanpassing van het religieuze leven aan de moderne tijd. Het was zonder meer duidelijk, dat beide onderwerpen ook voor Indonesië van uitzonderlijke betekenis waren.

In enkele jaren tijd waren in Indonesië vanuit het buitenland praktisch geen nieuwe krachten meer bijgekomen. De vrouwelijke religieuzen moesten het daarom vooral hebben van de rekrutering van inlandse zusters. Ook de nood aan inlandse verpleegsters deed zich gevoelen. Het zeer degelijk congres werd daarom afgesloten met de oproep tot geestelijke vernieuwing en aanpassing aan de eisen van de eigentijdse omstandigheden.

De Bond van Vrouwelijke Religieuzen in Indonesië

Een bond van vrouwelijke religieuzen in geheel Indonesië werd opgericht: de I.B.S.I. (Ikatan Biawarati Seluruh Indonesia). Deze bond had een tweeledig doel, met name het verlenen van onderlinge hulp (o.a. de studie van jonge zusters en het verbeteren van de gezondheid van de Indonesiërs) en het voorbereiden van een volgend congres.

Een permanent comité van deze bond werd in Bandung geïnstalleerd en bestond uit twee afdelingen. In de afdeling onderwijs werden gekozen de Religieuze Ursulinen (die tevens de algemene leiding zouden nemen), de Franciscanessen van Heythuyzen en de zusters van de Sociëteit van Jezus, Maria en Jozef. In de afdeling ziekenhuisverpleging zetelden de liefdezusters van de H. Carolus Borromeus en de Missiezusters Dienaressen van de H. Geest (van Steyl).

De Mariatentoonstelling

zicht vanaf hoogte op de gelovigen en de altaarruimte van een openlucht kerkdienst
Openluchtmis bij de opening van de Mariatentoonstelling, 1956

Mevrouw R. Sanusi Hardjadinata, de echtgenote van de gouverneur van West-Java, opende op 8 december 1956 een Mariatentoonstelling in het gebouw Panti Budaja. Een hartelijk woord van welkom tot de talrijke aanwezigen, waaronder R.O. Judakusumah, de coördinator voor onderwijs, opvoeding en cultuur voor West-Java, werd gesproken door Mgr. Petrus Arntz. Daarna sprak pastoor en kruisheer Harrie van Haaren (Cimahi, 1917 – Rome, 1975) over de betekenis van Maria voor alle volkeren.

In de kunst had Maria veelal een westers uiterlijk, maar op deze tentoonstelling ontbrak het typisch oosterse niet: de schoonheid van de Italiaanse madonna’s vond men er terug naast de fijnheid en verhevenheid van de madonna’s uit China en India.

Vrijstaande beeltenis van Maria in reliëf met daarnaast ter devotie een vaas met bloemen
Mariavoorstelling, Bandung 1956
vrouw in sarong knipt een lint in het deurgat door onder toeziend oog van omstanders
Opening van de Mariatentoonstelling, Bandung 1956
zicht vanaf hoogte op een zaal waarin mensen kijken naar reproducties van bekende maria-schilderijen die gemonteerd zijn op tentoonstellingsborden die in gebogen rijen door de ruimte staan
Mariatentoonstelling Bandung, 1956 – reproducties van schilderijen

Een uitstekende catalogus in het Engels en het Indonesisch bevatte ongeveer vierhonderd foto’s van de tentoongestelde reproducties van beroemde schilderijen. Op 16 december 1956 werd de tentoonstelling gesloten.