Volgens voorschrift van de Codex Iuris Canonici (1917) moest ieder pauselijk goedgekeurd instituut van mannelijke religieuzen een procurator-generaal hebben in Rome (Canon 517, par. 1). Aanvankelijk werden de belangen van de kruisheren behartigd door de procurator-generaal van de norbertijnen.
In 1918 gingen Antonius Henricus van Asseldonk (1892-1973) en Petrus Maria Rutten (1894-1984) voor hogere studies naar Rome: de eerste om zijn studie in de theologie te voltooien, de tweede om te doctoreren in het Kerkelijk Recht. Omdat de orde in Rome geen klooster bezat, namen beiden hun intrek in de procuur van Saint Sulpice. Vanaf hun eerste verblijf in Rome bestond er tussen beide kruisheren en de kardinaal-protector van de orde, Wilhelmus van Rossum, een goede verstandhouding.
Een eigen generale procurator in Rome
Door toedoen van kardinaal van Rossum benoemde magister-generaal Henricus Hollmann in 1920 Antonius van Asseldonk tot procurator-generaal. Van 1920 tot 1938 verbleef de generale procurator van de orde in de Via di Monte Tarpeo in Rome. In 1937 werd de procuur onteigend door de stad Rome. De communiteit bestond toen uit een rector, twee broeders en een tiental priesterstudenten. Daarna kreeg de procurator een huis toegewezen in de Via del Velabro.
De kruisheren in Rome
Vijf kruisheren poseerden op een foto uit 1924 in Rome. Zittend van links naar rechts bemerkt men Antonius Jacobus Michael van de Pasch (1902-1978). Hij was student aan het Collegium Angelicum van de dominicanen in Rome van 1923 tot 1928 en doctoreerde in 1928 op het proefschrift Quomodo Deus sit causa peccati actus, non vero ipsius peccati.
Naast hem zat Antonius Henricus van Asseldonk (1892-1973), die van 1920 tot 1928 generale procurator van de orde in Rome was. Hij promoveerde in 1919 aan het Collegium Angelicum in Rome tot doctor in de theologie op het proefschrift De Inspiratione Sacrae Scripturae ad mentem S. Thomae.
Op de derde stoel zat Alphonsus Ceyssens (1900-1981). Hij studeerde theologie aan het Collegium Angelicum in Rome van 1923 tot 1928 en doctoreerde in 1928.
Achter deze drie kruisheren stonden Matthias Petrus Deckers (1901-1986) en Adrianus van Doren (1881-1951). Matthias Petrus Deckers studeerde van 1923 tot 1926 aan het Collegium Angelicum in Rome en promoveerde er in 1926 tot licentiaat in de theologie. Adrianus van Doren, broeder Piet, was eerst tuinman geweest in Uden en werkte op de procuur in Rome van 1923 tot aan zijn dood op 1 oktober 1951.