In 2017 vierden de kruisheren in Indonesië hun negentigjarig bestaan. Ze begonnen met drie confraters Hubertus Jacobus Goumans (1883–1953), Marinus Antonius Nillesen (1896–1975) en Joannes de Rooy (1891–1959).
Ontvangst in Bandung
Toen de eerste drie Kruisheren in 1927 in Bandoeng/Bandung aankwamen werden ze helemaal niet hartelijk ontvangen door de paters jezuïeten, van wie ze een gedeelte van het missiegebied overnamen. Goumans was over het onthaal ronduit teleurgesteld.
“Nauwelijks zaten we in de auto of daar kwam de eerste bokking al: jelui kunt eigenlijk niks beginnen, jelui bent maar met drie en er moesten er zeven zijn. Ik antwoordde: we konden niet meer, anderen zullen wel spoedig komen, en ging er verder niet op in.
“Na de H. Mis en het ontbijt kwam onmiddellijk de Superior Missionis, Pater Houbrechts, geen makkelijke hoor! Jelui kunt eigenlijk niks beginnen; als jelui ons gevraagd hadden, zouden wij U het andere stuk gerecommandeerd hebben; hier hadden de Franciscanen moeten komen; daar zit het grootste bezwaar. Dit stuk is U aangewezen; daar werken zeven of acht jezuïeten, dus dat kunt gij met drie niet overnemen.
“Wanneer kunnen anderen komen? Ik antwoord: Ik denk in augustus of september van dit jaar twee en het volgend jaar nog twee. Dus zolang er geen volk komt blijft het zo: Pastoor van Hoof en Pastoor van Beckhoven blijven daar. Pastoor van Hoof blijft superior en gij zijt onze gasten.”
Een groepsfoto uit 1934
De kruisheren bleven, verkenden hun missiegebied en begonnen te werken. Hoe het allemaal in zijn werk ging, vertellen we in het eerste deel van boeken over de Java-missie. Nu maken we een sprong in de tijd om in 1934 te belanden bij een groepsfoto, waarop we de volgende missionarissen herkennen:
Op de achterste rij
Op de achterste rij zien we van links naar rechts:
- Theo Scheerder vertrok in 1934 naar de missie. Hij keerde in 1946 voorgoed terug en overleed in Nederland in 1979.
- Govert Aengenent vertrok in 1934 naar de missie. Hij keerde in 1935 voorgoed terug en overleed in Nederland in 1996.
- Ton Kooyman vertrok in 1934 naar de missie, en hij overleed daar in 1972.
- Gerard Jansen in de Wal vertrok in 1932 naar de missie. Hij overleed in 1945 aan de ontberingen van het leven in het kamp.
- Jos van Gils vertrok in 1932 naar de missie. Hij keerde in 1954 voorgoed terug en overleed in Nederland in 1975.
- Herman de Bekker vertrok in 1933 naar de missie. Hij overleed in 1943 nadat hij gemarteld werd.
- Johannes F.M. Scharff vertrok in 1932 naar de missie en overleed daar in 1959.
- Gerard Wester vertrok in 1931 naar de missie en keerde in 1935 voorgoed terug. Hij overleed in Nederland in 1979.
- Joannes van Hoek vertrok in 1934 naar de missie, waar hij in 1942 gefusilleerd werd.
- Wim Bogaartz vertrok in 1934 naar de missie. Hij keerde in 1946 voorgoed terug en overleed in Nederland in 1978.
Op de voorste rij
Op de voorste rij zien we van links naar rechts:
- Joannes B. Finkelnberg vertrok in 1928 naar de missie. Hij keerde in 1938 voorgoed terug en overleed in Nederland in 1973.
- Anton Van Asseldonk vertrok in 1930 naar de missie. Hij was daar reguliere overste. Hij keerde in 1938 voorgoed terug en overleed in Wenen in 1973.
- Mgr. Hubertus Jacobus Goumans vertrok in 1928 naar de missie. Hij was daar apostolisch prefect. Hij keerde in 1950 voorgoed terug en overleed in Nederland in 1953.
- Jan de Rooy vertrok in 1927 naar de missie. Hij overleed daar in 1959.
- Antonius Joannes Piets vertrok in 1928 naar de missie. Hij keerde in 1964 voorgoed terug en overleed in Nederland in 1964.
- Dirk Koster vertrok in 1931 naar de missie. Hij keerde in 1960 voorgoed terug en overleed in Nederland in 1972.
Marinus Nillesen
Rinus Nillesen stond niet op deze foto. Hij was in de missie pastoraal actief tot in oktober 1934. Toen was hij echter geestelijk uitgeput geraakt. Hij kon de eenzaamheid in Cheribon/Cirebon niet meer aan. Daarom werd hij eerst verplaatst naar Bandoeng, maar keerde weldra definitief terug naar Nederland. In het rustige Uden kwam waar hij weer tot zichzelf.
Na zijn terugkeer in Nederland was hij bijzonder actief in het parochiepastoraat. Van 18 mei 1936 tot 7 oktober 1954 was hij prior van de kruisherengemeenschap in Rotterdam en van 1939 tot 1954 pastoor van de Kruisvindingsparochie. Daarna verhuisde hij naar Amsterdam voor de bouw van een parochie in Amsterdam-Geuzenveld. Hij was er van 22 juli 1956 tot 1966 pastoor van de parochie O.-L.-Vrouw van Zeven Smarten en rector van de kruisherengemeenschap.
In 1966 ging hij met emeritaat, maar was toch nog van 1966 tot 1968 pastor in het Antoniuskrankenhaus in Kleve. Daarna was hij tot aan zijn dood lid van de kruisherengemeenschap in Nijmegen en pastor in de Malderburch.
Op 19 oktober 1954 werd Rinus Nillesen benoemd tot lid van het Instituut tot Voorlichting in de zielzorg in het bisdom Haarlem. Hij werd verschillende malen definitor van de orde (1938–1946; 1949–1955 en 1957–1961) en was van 1940 tot 1946 vicaris-generaal van de kruisherenkloosters in Nederland.
Marinus Antonius Nillesen overleed in Nijmegen op 3 augustus 1975.
Petrus van den Boer
Evenmin op de foto stond Petrus Joannes van den Boer (1886–1940). Van september 1912 tot 1927 was hij conventualis in Onamia.
Op 10 november 1927 vertrok hij naar Java en was er missionaris in Bandoeng tot 1930. Aanvankelijk stonden de katholieken op Java vreemd tegenover deze Amerikaanse priester, die men nauwelijks begreep. Weldra kwam men echter tot waardering en genoot hij veel sympathie.
De grote waardering en sympathie bleken duidelijk uit de grote opkomst tijdens de afscheidsreceptie, die werd gehouden in de Mariaschool op Kebon Djamboe. Tijdens deze feestelijke receptie werd van den Boer geprezen voor zijn inzet voor het R.K. Militair Tehuis en de bouw en de inrichting van de H. Kruiskerk.
In Amerika had Johannes van den Boer een kwaal opgelopen, die in Bandoeng verergerde. Daarom keerde hij in maart 1930 naar Onamia terug. Daarna werd hij achtereenvolgens pastoor in Bluegrass en Moose Lake. Hij overleed op 25 mei 1940 in Moose Lake.
Getuigenis
Op de receptie naar aanleiding van zijn vertrek uit Bandoeng getuigde één van zijn parochianen over Van den Boer: “Hoewel bescheidenheid een der grootste deugden is van onze scheidende Herder, meen ik niet te mogen nalaten even een licht te werpen op datgene wat diens vertrek speciaal voor ons, zijn parochianen, betekent. Het voor Indië nog maar korte tijdsverloop van twee jaar heeft onze Pastoor van den Boer doen kennen als iemand met een veelzijdige kennis, welke dikwijls zowel personen als zaken tot groot nut is geweest.
“Het zou ondoenbaar zijn om hier alles op te noemen waarin zijn kennis, ervaring en medewerking de oorzaak waren van zaken die in de Katholieke samenleving tot stand kwamen, nl. het recht om te memoreren, de vervulling van een ideaal dat reeds lang in de harten van de achteraf wonende Bandoengse Katholieken leefde, nl. de bouw van een eigen kerk. (…) Met trots kan Pastoor van den Boer terugzien op de bouw van ons kerkje.”
(bron: Kruistriomf, 9, 1929-1930, pp. 365-366)