Het noviciaat in Neeritter in 1930-1931

In 1930 kocht de Orde van het H. Kruis, omwille van de blijvende instroom van kandidaten in St Agatha, een gebouw in Neeritter aan om het als noviciaatshuis te kunnen inrichten. De opening vond plaats op 27 augustus 1930. Er konden ongeveer dertig novicen worden gehuisvest. We diepten een foto op uit het aanvangsjaar 1930-1931 en willen er aandacht aan schenken. Het valt niet mee gezichten te herkennen van kruisheren uit andere tijden. Vooral wanneer de kwaliteit van de foto niet bijster groot is, rijzen er twijfels. Zo komt het dat we enkele jongeren niet met zekerheid kunnen benoemen.

Groepsfoto van kruisheren in habijt, 1930-1931
De kruisheren in Neeritter, 1930-1931

Zittend op de foto

Zittend op de foto de kruisheren (van links naar rechts):

Albertus Stephanus Sluis (1908–2003). Hij studeerde aan het Kruisherencollege in Uden van 1925 tot 1930. Op 28 augustus 1931 deed hij de tijdelijke professie in Neeritter en vertrok daarna naar Zoeterwoude voor de filosofenopleiding.

Joannis Cornelis Coenen (1911–1998). Hij studeerde aan het Kruisherencollege in Uden van 1927 tot 1930. Op 28 augustus 1931 deed hij de tijdelijke professie in Neeritter en vertrok daarna naar Zoeterwoude voor de filosofenopleiding.

Henricus Cornelis Petrus Cuppen (1910–1983). Hij studeerde aan het Kruisherencollege in Uden van 1924 tot 1930. Op 28 augustus 1931 deed hij de tijdelijke professie in Neeritter en vertrok daarna naar Zoeterwoude voor de filosofenopleiding.

Adrianus van Dooren (1885–1950). Hij studeerde aan het Kruisherencollege in Uden van 1904 tot 1907. Op 14 september 1907 werd hij in St. Agatha ingekleed in de orde. De eenvoudige geloften deed hij in St. Agatha op 14 september 1908 en de solemnele geloften eveneens in St. Agatha op 14 september 1911. Op 17 mei 1913 werd hij in ’s-Hertogenbosch tot priester gewijd. In 1914 werd hij conventualis in St. Agatha. Van dit convent was hij prior van 1918 tot 1924 en supprior van 1928 tot 1930. Hij was er tevens professor in de theologie. In 1930 werd hij aangesteld tot rector en novicemeester van het noviciaatshuis in Neeritter. Hij was er rector tot 1939 en conventualis tot 1949. In 1949 keerde hij terug naar St. Agatha en werd secretaris van magister-generaal Willem van Hees. Een jaar later overleed hij op 3 april. Drie keer was hij definitor van de orde geweest, met name in 1919, 1926 en 1932.

Lambertus Antonius Josephus Vollaers (1912–2002). Hij studeerde aan het Kruisherencollege in Uden van 1925 tot 1930. Op 28 augustus 1931 deed hij de tijdelijke professie in Neeritter en vertrok daarna naar Zoeterwoude voor de filosofenopleiding.

P. Bernards (?). Hij verliet het noviciaat.

Petrus Ivits (1912–?). Op 28 augustus 1931 deed hij de tijdelijke professie in Neeritter en vertrok daarna naar Zoeterwoude voor de filosofenopleiding. Hij verliet de orde in augustus 1934 na afloop van de tijdelijke professie.

Foto vanaf hoogte van de voorgevel van het noviciaatsgebouw, met op de achtergrond de tuin en de kerk van Neeritter
Luchtfoto van het noviciaatsgebouw in Neeritter

Staand op de foto

Staand op de foto de kruisheren (van links naar rechts):

Josephus Hubertus Parren (1911–?). Hij studeerde aan het Kruisherencollege in Maaseik van 1924 tot 1930. Op 28 augustus 1931 deed hij de tijdelijke professie in Neeritter en vertrok daarna naar Zoeterwoude voor de filosofenopleiding. Hij verliet de orde tijdens zijn eerste jaar theologie.

Adrianus Paul Marie Emmen (1911–?). Hij studeerde aan het Kruisherencollege in Uden van 1925 tot 1930. Op 28 augustus 1931 deed hij de tijdelijke professie in Neeritter en vertrok daarna naar Zoeterwoude voor de filosofenopleiding. Hij verliet de orde in 1967 met dispensatie op 24 april 1970.

Marianus Petrus Paulus Fleskens (1912–1986). Hij studeerde aan het Kruisherencollege in Uden van 1924 tot 1930. Op 28 augustus 1931 deed hij de tijdelijke professie in Neeritter en vertrok daarna naar Zoeterwoude voor de filosofenopleiding.

Hendrikus van den Boom (1908–1966). Hij werd ingekleed in de Orde van het H. Kruis in St. Agatha op 5 augustus 1927 als kandidaat broeder. De tijdelijke professie deed hij in St. Agatha op 6 augustus 1928 en de solemnele professie in Hannut op 6 augustus 1931. Hij was conventualis in St. Agatha van 1928 tot 1930. In 1930-1931 was hij werkzaam in Neeritter. Het daarop volgend jaar werkte hij in Hannut. Van 1932 tot 1946 en van 1965 tot aan zijn dood op 27 april 1966 was hij conventualis in Maaseik. Hij was missionaris in Congo van 1946 tot 1965.

Albertus Wilhelmus Zwart (1912–1991). Hij studeerde aan het Kruisherencollege in Uden van 1925 tot 1930. Op 28 augustus 1931 deed hij de tijdelijke professie in Neeritter en vertrok daarna naar Zoeterwoude voor de filosofenopleiding.

Adrianus van den Elzen (1877–1951). Hij was schaapsherder toen hij intrad in de Orde van het H. Kruis. Hij werd ingekleed in St. Agatha op 7 oktober 1905. De tijdelijke professie deed hij in St. Agatha op 8 oktober 1906. Op 2 november 1906 werd hij naar Maaseik gezonden. Hij deed er de kleine professie op 9 november 1910. Op het einde van 1910 werd hij benoemd voor Uden, waar hij tot 1921 fungeerde als tuinman en waar hij ook solemneel geprofest werd op 9 november 1916. Op 8 september 1921 vertrok hij als missionaris naar Congo. In 1927 keerde hij terug naar Maaseik. In 1930 werd hij naar Neeritter gezonden om te helpen in het noviciaatshuis. Hij overleed er op 18 december 1951.

Clemens Herman Jan Maria Kauling (1910–1960). Hij studeerde aan het Kruisherencollege in Uden van 1924 tot 1930. Op 28 augustus 1931 deed hij de tijdelijke professie in Neeritter en vertrok daarna naar Zoeterwoude voor de filosofenopleiding.

Antonius van den Boogaard (1897–1969). Hij trad in bij de kruisheren in St. Agatha op 28 september 1922 als kandidaat broeder. Hij werd ingekleed op 28 maart 1923 en koos Paulus als kloosternaam. Op 20 oktober 1923 werd hij naar Diest gezonden, waar hij op 29 maart 1924 de tijdelijke professie deed. Hij overleed in Achel op 19 januari 1969. Tijdens zijn kloosterleven was hij in diverse huizen conventualis: St. Agatha (1924 en 1936–1942), Rome (1924–1928; kleine professie op 29 maart 1928), Hannut (1928–1930), Neeritter (1930–1933), Uden (1933–1935; solemnele professie op 29 maart 1934), Achel (1935–1936 en 1948–1969) en Bussum (1942–1946).

Henricus Wilhelmus Gabriël Andreas Wentholt (1913–1991). Hij studeerde aan het Kruisherencollege in Uden van 1925 tot 1930. Op 28 augustus 1931 deed hij de tijdelijke professie in Neeritter en vertrok daarna naar Zoeterwoude voor de filosofenopleiding.

Pierson (?). Hij verliet het noviciaat.

Eduardus Joseph Maria Hollink (1905–1988). Hij studeerde aan het Kruisherencollege in Uden van 1925 tot 1930. Op 28 augustus 1931 deed hij de tijdelijke professie in Neeritter en vertrok daarna naar Zoeterwoude voor de filosofenopleiding.

Franciscus Hendrikus Josephus Jutte (1907–1973). Hij studeerde aan het gymnasium in Venray van 1925 tot 1930. Op 28 augustus 1931 deed hij de tijdelijke professie in Neeritter en vertrok daarna naar Zoeterwoude voor de filosofenopleiding.

Joannes van Duijnhoven (1911–1985). Hij studeerde aan het Kruisherencollege in Uden van 1924 tot 1930. Op 28 augustus 1931 deed hij de tijdelijke professie in Neeritter en vertrok daarna naar Zoeterwoude voor de filosofenopleiding.

De achtergevel van het noviciaatsgebouw in Neeritter
De achtergevel van het noviciaatsgebouw in Neeritter

Niet op de foto staat Henricus Cornelis Petrus Cuppen (1910–1983). Hij studeerde aan het Kruisherencollege in Uden van 1924 tot 1930. Op 28 augustus 1931 deed hij de tijdelijke professie in Neeritter en vertrok daarna naar Zoeterwoude voor de filosofenopleiding.